 |
Passeerbewegingen/1 tegen 1, om een tegenstander tuit te spelen.
Bij een tegenstander verslaan hoort 'misleiding' en 'net doen alsof'. De speler met bal doet voorkomen alsof hij in de ene richting gaat maar gaat in de andere richting.
Instellen op de positie, de snelheid en de richting van de loop van de tegenstander
- maak de passeerbeweging op het juiste moment
- breng snelheid in het spel en verandering van snelheid; hou de verdediger van je af.
- bescherm de bal (met de schouders, lichaam, voet).
Benodigde materialen: ballen, pilonnen, hesjes (2 kleuren).
|
|
|
|
Stopbal 1 tegen 1:
Zie tekening: maak een veld van 10-10 meter in het eindgebied. Maak 2 groepen: het rode en het gele team.
Het gele team (verdedigers) staan naast het eindgebied: drie spelers aan elke zijde. De rode spelers (aanvallers) staan tegenover het eindgebied, drie aan de rechter- en drie aan de linkerkant. De trainer staat tegenover het doel met alle ballen.
Tegelijkertijd passt hij een bal zowel naar de rechter- als rechteraanvaller. De aanvallers proberen de bal in het eindgebied te dribbelen en de bal daar te stoppen. De eerste 2 verdedigers proberen dat te verhinderen.
Elke 4 minuten wordt van functie gewisseld.
Coach-opmerkingen:
- gebruik de verschillende passeerbewegingen om de tegenstander te verslaan
- pas de snelheid aan om de tegenstander voorbij te gaan.
|
|
|
|
|
